Totalt antal verbformer: 18
Imperativ och particip
Tegenwoordig en verleden deelwoord verstedelijkend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verstedelijkt
Typ ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - verstedelijkt - - verstedelijken
Imperfect - - verstedelijkte - - verstedelijkten
Toekomende tijd I - - zal verstedelijken - - zult verstedelijken
Conditionalis I - - zal verstedelijken - - zullen verstedelijken
Perfectum - - is verstedelijkt - - zijn verstedelijkt
Voltooid verleden tijd - - was verstedelijkt - - waren verstedelijkt
Toekomende tijd II - - zal verstedelijkt zijn - - zult verstedelijkt zijn
Conditionalis II - - zal zijn verstedelijkt - - zullen zijn verstedelijkt

Verb som liknar verstedelijken

Böjda verb före och efter verstedelijken

« verstedelijken »