Totalt antal verbformer: 52
Imperativ och particip |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | parkerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geparkeerd |
Typ | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | parkeer | parkeert | parkeert | parkeren | parkeren | parkeren |
Imperfect | parkeerde | parkeerde | parkeerde | parkeerden | parkeerden | parkeerden |
Toekomende tijd I | zal parkeren | zult parkeren | zal parkeren | zullen parkeren | zullen parkeren | zullen parkeren |
Conditionalis I | zou parkeren | zou parkeren | zou parkeren | zouden parkeren | zouden parkeren | zouden parkeren |
Perfectum | heb geparkeerd | hebt geparkeerd | heeft geparkeerd | hebben geparkeerd | hebben geparkeerd | hebben geparkeerd |
Voltooid verleden tijd | had geparkeerd | had geparkeerd | had geparkeerd | hadden geparkeerd | hadden geparkeerd | hadden geparkeerd |
Toekomende tijd II | zal geparkeerd hebben | zult geparkeerd hebben | zal geparkeerd hebben | zullen geparkeerd hebben | zullen geparkeerd hebben | zullen geparkeerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geparkeerd | zou hebben geparkeerd | zou hebben geparkeerd | zouden hebben geparkeerd | zouden hebben geparkeerd | zouden hebben geparkeerd |
Imperatief | - | parkeer | - | - | parkeert | - |
Böjda verb före och efter parkeren
Fler åtgärder för parkeren