Totalt antal verbformer: 52
Imperativ och particip
Tegenwoordig en verleden deelwoord fotograferend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gefotografeerd
Typ ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens fotografeer fotografeert fotografeert fotograferen fotograferen fotograferen
Imperfect fotografeerde fotografeerde fotografeerde fotografeerden fotografeerden fotografeerden
Toekomende tijd I zal fotograferen zult fotograferen zal fotograferen zullen fotograferen zullen fotograferen zullen fotograferen
Conditionalis I zou fotograferen zou fotograferen zou fotograferen zouden fotograferen zouden fotograferen zouden fotograferen
Perfectum heb gefotografeerd hebt gefotografeerd heeft gefotografeerd hebben gefotografeerd hebben gefotografeerd hebben gefotografeerd
Voltooid verleden tijd had gefotografeerd had gefotografeerd had gefotografeerd hadden gefotografeerd hadden gefotografeerd hadden gefotografeerd
Toekomende tijd II zal gefotografeerd hebben zult gefotografeerd hebben zal gefotografeerd hebben zullen gefotografeerd hebben zullen gefotografeerd hebben zullen gefotografeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gefotografeerd zou hebben gefotografeerd zou hebben gefotografeerd zouden hebben gefotografeerd zouden hebben gefotografeerd zouden hebben gefotografeerd
Imperatief - fotografeer - - fotografeert -

Böjda verb före och efter fotograferen