Totalt antal verbformer: 52
Imperativ och particip
Tegenwoordig en verleden deelwoord depersonaliserend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedepersonaliseerd
Typ ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens depersonaliseer depersonaliseert depersonaliseert depersonaliseren depersonaliseren depersonaliseren
Imperfect depersonaliseerde depersonaliseerde depersonaliseerde depersonaliseerden depersonaliseerden depersonaliseerden
Toekomende tijd I zal depersonaliseren zult depersonaliseren zal depersonaliseren zullen depersonaliseren zullen depersonaliseren zullen depersonaliseren
Conditionalis I zou depersonaliseren zou depersonaliseren zou depersonaliseren zouden depersonaliseren zouden depersonaliseren zouden depersonaliseren
Perfectum heb gedepersonaliseerd hebt gedepersonaliseerd heeft gedepersonaliseerd hebben gedepersonaliseerd hebben gedepersonaliseerd hebben gedepersonaliseerd
Voltooid verleden tijd had gedepersonaliseerd had gedepersonaliseerd had gedepersonaliseerd hadden gedepersonaliseerd hadden gedepersonaliseerd hadden gedepersonaliseerd
Toekomende tijd II zal gedepersonaliseerd hebben zult gedepersonaliseerd hebben zal gedepersonaliseerd hebben zullen gedepersonaliseerd hebben zullen gedepersonaliseerd hebben zullen gedepersonaliseerd hebben
Conditionalis II zou hebben gedepersonaliseerd zou hebben gedepersonaliseerd zou hebben gedepersonaliseerd zouden hebben gedepersonaliseerd zouden hebben gedepersonaliseerd zouden hebben gedepersonaliseerd
Imperatief - depersonaliseer - - depersonaliseert -

Verb som liknar depersonaliseren

Böjda verb före och efter depersonaliseren

« depersonaliseren »