Totalt antal verbformer: 18
Imperativ och particip
Tegenwoordig en verleden deelwoord bestralend
Tegenwoordig en verleden deelwoord bestraald
Typ ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - bestraalt - - bestralen
Imperfect - - bestraalde - - bestraalden
Toekomende tijd I - - zal bestralen - - zult bestralen
Conditionalis I - - zal bestralen - - zullen bestralen
Perfectum - - heeft bestraald - - hebben bestraald
Voltooid verleden tijd - - had bestraald - - hadden bestraald
Toekomende tijd II - - zal bestraald hebben - - zult bestraald hebben
Conditionalis II - - zal hebben bestraald - - zullen hebben bestraald

Verb som liknar bestralen

Böjda verb före och efter bestralen

« bestralen »